-
Leer por capítulos:
-
Dutch Staten Vertaling
-
-
30
|1 Crónicas 23:30|
En om alle morgens te staan, om den HEERE te loven en te prijzen; en desgelijks des avonds;
-
31
|1 Crónicas 23:31|
En tot al het offeren der brandofferen des HEEREN, op de sabbatten, op de nieuwe maanden, en op de gezette hoogtijden in getal, naar de wijze onder hen, geduriglijk, voor het aangezicht des HEEREN;
-
32
|1 Crónicas 23:32|
En dat zij de wacht van de tent der samenkomst zouden waarnemen, en de wacht des heiligdoms, en de wacht der zonen van Aaron, hun broederen, in den dienst van het huis des HEEREN.
-
1
|1 Crónicas 24:1|
Aangaande nu de kinderen van Aaron, dit waren hun verdelingen. De zonen van Aaron waren Nadab, en Abihu, Eleazar en Ithamar.
-
2
|1 Crónicas 24:2|
Maar Nadab stierf, en Abihu, voor het aangezicht huns vaders, en zij hadden geen kinderen. En Eleazar en Ithamar bedienden het priesterambt.
-
3
|1 Crónicas 24:3|
David nu verdeelde hen, en Zadok uit de kinderen van Eleazar, en Abimelech uit de kinderen van Ithamar, naar hun ambt in hun dienst.
-
4
|1 Crónicas 24:4|
En van de kinderen van Eleazar werden meer gevonden tot hoofden der mannen, dan van de kinderen van Ithamar, als zij hen afdeelden; van de kinderen van Eleazar waren zestien hoofden der vaderlijke huizen, maar van de kinderen van Ithamar, naar hun vaderlijke huizen, acht.
-
5
|1 Crónicas 24:5|
En zij deelden hen door loten af, dezen met genen; want de oversten des heiligdoms en de oversten Gods waren uit de kinderen van Eleazar en van de kinderen van Ithamar.
-
6
|1 Crónicas 24:6|
En Semaja, de zoon van Nethaneel, de schrijver, uit de Levieten, schreef hen op, voor het aangezicht des konings, en van de vorsten, en van den priester Zadok, en van Achimelech, den zoon van Abjathar, en van de hoofden der vaderen onder de priesters en onder de Levieten; een vaderlijk huis werd genomen voor Eleazer, en desgelijks werd genomen voor Ithamar.
-
7
|1 Crónicas 24:7|
Het eerste lot nu ging uit voor Jojarib, het tweede voor Jedaja,
-
-
Sugerencias
Haga clic para leer 1 Crónicas 10-12