-
Leer por capítulos:
-
Dutch Staten Vertaling
-
-
16
|Deuteronomio 25:16|
Want al wie zulks doet, is den HEERE, uw God, een gruwel; ja, al wie onrecht doet.
-
17
|Deuteronomio 25:17|
Gedenkt, wat u Amalek gedaan heeft op den weg, als gij uit Egypte uittoogt;
-
18
|Deuteronomio 25:18|
Hoe hij u op den weg ontmoette, en sloeg onder u in den staart al de zwakken achter u, als gij moede en mat waart; en hij vreesde God niet.
-
19
|Deuteronomio 25:19|
Het zal dan geschieden, als u de HEERE, uw God, rust zal gegeven hebben, van al uw vijanden rondom, in het land, dat u de HEERE, uw God, ten erve geven zal, om hetzelve erfelijk te bezitten, dat gij de gedachtenis van Amalek van onder den hemel zult uitdelgen; vergeet het niet!
-
1
|Deuteronomio 26:1|
Voorts zal het geschieden, wanneer gij zult gekomen zijn in het land, dat u de HEERE, uw God, ten erve geven zal, en gij dat erfelijk zult bezitten, en daarin wonen;
-
2
|Deuteronomio 26:2|
Zo zult gij nemen van de eerstelingen van alle vrucht des lands, die gij opbrengen zult van uw land, dat u de HEERE, uw God, geeft, en zult ze in een korf leggen; en gij zult heengaan tot de plaats, die de HEERE, uw God, verkoren zal hebben, om Zijn Naam aldaar te doen wonen;
-
3
|Deuteronomio 26:3|
En gij zult komen tot den priester, dewelke in die dagen zijn zal, en tot hem zeggen: Ik verklaar heden voor den HEERE, uw God, dat ik gekomen ben in het land, hetwelk de HEERE onzen vaderen gezworen heeft ons te zullen geven.
-
4
|Deuteronomio 26:4|
En de priester zal den korf van uw hand nemen, en hij zal dien voor het altaar des HEEREN, uws Gods, nederzetten.
-
5
|Deuteronomio 26:5|
Dan zult gij voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, betuigen en zeggen: Mijn vader was een bedorven Syrier, en hij toog af naar Egypte, en verkeerde aldaar als vreemdeling met weinig volks; maar hij werd aldaar tot een groot, machtig en menigvuldig volk.
-
6
|Deuteronomio 26:6|
Doch de Egyptenaars deden ons kwaad, en verdrukten ons, en legden ons een harden dienst op.
-
-
Sugerencias
Haga clic para leer 2 Corintios 8-10