- 
			
				
- 
									
   Dutch Staten Vertaling									 - 
									
									 
- 
									
									3
									 
									 
									|Josué 2:3|
									Daarom zond de koning van Jericho tot Rachab, zeggende: Breng de mannen uit, die tot u gekomen zijn, die te uwen huize gekomen zijn; want zij zijn gekomen, om het ganse land te doorzoeken.									
									    
								 
- 
									
									4
									 
									 
									|Josué 2:4|
									Maar die vrouw had die beide mannen genomen, en zij had hen verborgen; en zeide aldus: Er zijn mannen tot mij gekomen, maar ik wist niet, van waar zij waren.									
									    
								 
- 
									
									5
									 
									 
									|Josué 2:5|
									En het geschiedde, als men de poort zou sluiten, als het duister was, dat die mannen uitgingen; ik weet niet, waarheen die mannen gegaan zijn; jaagt hen haastelijk na, want gij zult ze achterhalen.									
									    
								 
- 
									
									6
									 
									 
									|Josué 2:6|
									Maar zij had hen op het dak doen klimmen, en zij had hen verstoken onder de vlasstoppelen, die van haar op het dak beschikt waren.									
									    
								 
- 
									
									7
									 
									 
									|Josué 2:7|
									Die mannen nu jaagden hen na op den weg van de Jordaan, tot aan de veren; en men sloot de poort toe, nadat zij uitgegaan waren, die hen najaagden.									
									    
								 
- 
									
									8
									 
									 
									|Josué 2:8|
									Eer zij nu sliepen, zo klom zij tot hen op, op het dak.									
									    
								 
- 
									
									9
									 
									 
									|Josué 2:9|
									En zij sprak tot die mannen: Ik weet, dat de HEERE u dit land gegeven heeft, en dat ulieder verschrikking op ons gevallen is, en dat al de inwoners dezes lands voor ulieder aangezicht gesmolten zijn.									
									    
								 
- 
									
									10
									 
									 
									|Josué 2:10|
									Want wij hebben gehoord, dat de HEERE de wateren der Schelfzee uitgedroogd heeft voor ulieder aangezicht, toen gij uit Egypte gingt; en wat gijlieden aan de twee koningen der Amorieten, Sihon en Og, gedaan hebt, die op gene zijde van de Jordaan waren, dewelke gijlieden verbannen hebt.									
									    
								 
- 
									
									11
									 
									 
									|Josué 2:11|
									Als wij het hoorden, zo versmolt ons hart, en er bestaat geen moed meer in iemand, vanwege ulieder tegenwoordigheid; want de HEERE, ulieder God, is een God boven in den hemel, en beneden op de aarde.									
									    
								 
- 
									
									12
									 
									 
									|Josué 2:12|
									Nu dan, zweert mij toch bij den HEERE, dewijl ik weldadigheid aan ulieden gedaan heb, dat gij ook weldadigheid doen zult aan mijns vaders huis, en geeft mij een waarteken,									
									    
								 
 - 
									
 - 
				
Sugerencias
 

Haga clic para leer Juan 16-18