- 
			
				
- 
									
   Dutch Staten Vertaling									 - 
									
									 
- 
									
									11
									 
									 
									|Lucas 9:11|
									En de scharen, dat verstaande, volgden Hem; en Hij ontving ze, en sprak tot hen van het Koninkrijk Gods; en die genezing van node hadden, maakte Hij gezond.									
									    
								 
- 
									
									12
									 
									 
									|Lucas 9:12|
									En de dag begon te dalen; en de twaalven, tot Hem komende, zeiden tot Hem: Laat de schare van U, opdat zij, heengaande in de omliggende vlekken en in de dorpen, herberg nemen mogen, en spijze vinden; want wij zijn hier in een woeste plaats.									
									    
								 
- 
									
									13
									 
									 
									|Lucas 9:13|
									Maar Hij zeide tot hen: Geeft gij hun te eten. En zij zeiden: Wij hebben niet meer dan vijf broden, en twee vissen; tenzij dan dat wij heengaan en spijs kopen voor al dit volk;									
									    
								 
- 
									
									14
									 
									 
									|Lucas 9:14|
									Want er waren omtrent vijf duizend mannen. Doch Hij zeide tot Zijn discipelen: Doet hen nederzitten bij zaten, elk van vijftig.									
									    
								 
- 
									
									15
									 
									 
									|Lucas 9:15|
									En zij deden alzo, en deden hen allen nederzitten.									
									    
								 
- 
									
									16
									 
									 
									|Lucas 9:16|
									En Hij, de vijf broden en de twee vissen genomen hebbende, zag op naar den hemel, en zegende die, en brak ze, en gaf ze den discipelen, om der schare voor te leggen.									
									    
								 
- 
									
									17
									 
									 
									|Lucas 9:17|
									En zij aten en werden allen verzadigd; en er werd opgenomen, hetgeen hun van de brokken overgeschoten was, twaalf korven.									
									    
								 
- 
									
									18
									 
									 
									|Lucas 9:18|
									En het geschiedde, als Hij alleen was biddende, dat de discipelen met Hem waren, en Hij vraagde hen, zeggende: Wie zeggen de scharen, dat Ik ben?									
									    
								 
- 
									
									19
									 
									 
									|Lucas 9:19|
									En zij, antwoordende, zeiden: Johannes de Doper; en anderen: Elias; en anderen: Dat enig profeet van de ouden opgestaan is.									
									    
								 
- 
									
									20
									 
									 
									|Lucas 9:20|
									En Hij zeide tot hen: Maar gijlieden, wie zegt gij, dat Ik ben? En Petrus, antwoordende, zeide: De Christus Gods.									
									    
								 
 - 
									
 - 
				
Sugerencias
 

Haga clic para leer Juan 16-18