-
-
Dutch Staten Vertaling
-
-
26
|Jueces 6:26|
En bouw den HEERE, uw God, een altaar, op de hoogte dezer sterkte, in een bekwame plaats; en neem den tweeden var, en offer een brandoffer met het hout der hage, die gij zult hebben afgehouwen.
-
27
|Jueces 6:27|
Toen nam Gideon tien mannen uit zijn knechten, en deed, gelijk als de HEERE tot hem gesproken had. Doch het geschiedde, dewijl hij zijns vaders huis en de mannen van die stad vreesde, van het te doen bij dag, dat hij het deed bij nacht.
-
28
|Jueces 6:28|
Als nu de mannen van die stad des morgens vroeg opstonden, ziet, zo was het altaar van Baal omgeworpen, en de haag, die daarbij was, afgehouwen, en die tweede var was op het gebouwde altaar geofferd.
-
29
|Jueces 6:29|
Zo zeiden zij, de een tot de ander: Wie heeft dit stuk gedaan? En als zij onderzochten en navraagden, zo zeide men: Gideon, de zoon van Joas, heeft dit stuk gedaan.
-
30
|Jueces 6:30|
Toen zeiden de mannen van die stad tot Joas: Breng uw zoon uit, dat hij sterve, omdat hij het altaar van Baal heeft omgeworpen, en omdat hij de haag, die daarbij was, afgehouwen heeft.
-
31
|Jueces 6:31|
Joas daarentegen zeide tot allen, die bij hem stonden: Zult gij voor den Baal twisten; zult gij hem verlossen? Die voor hem zal twisten, zal nog dezen morgen gedood worden! Indien een hij god is, hij twiste voor zichzelven, omdat men zijn altaar heeft omgeworpen.
-
32
|Jueces 6:32|
Daarom noemde hij hem te dien dage Jerubbaal, zeggende: Baal twiste tegen hem, omdat hij zijn altaar heeft omgeworpen.
-
33
|Jueces 6:33|
Alle Midianieten nu, en Amalekieten, en de kinderen van het oosten, waren samenvergaderd, en zij trokken over, en legerden zich in het dal van Jizreel.
-
34
|Jueces 6:34|
Toen toog de Geest des HEEREN Gideon aan, en hij blies met de bazuin, en de Abi-ezrieten werden achter hem bijeengeroepen.
-
35
|Jueces 6:35|
Ook zond hij boden in gans Manasse, en die werden ook achter hem bijeengeroepen; desgelijks zond hij boden in Aser, en in Zebulon, en in Nafthali; en zij kwamen op, hun tegemoet.
-
-
Sugerencias
Haga clic para leer 1 Pedro 1-5