-
-
Dutch Staten Vertaling -
-
2
|Daniel 11:2|
En nu, ik zal u de waarheid te kennen geven; ziet, er zullen nog drie koningen in Perzie staan, en de vierde zal verrijkt worden met grote rijkdom, meer dan al de anderen; en nadat hij zich in zijn rijkdom zal versterkt hebben, zal hij ze allen verwekken tegen het koninkrijk van Griekenland.
-
3
|Daniel 11:3|
Daarna zal er een geweldig koning opstaan, die met grote heerschappij heersen zal, en hij zal doen naar zijn welgevallen.
-
4
|Daniel 11:4|
En als hij zal staan, zal zijn rijk gebroken, en in de vier winden des hemels verdeeld worden, maar niet aan zijn nakomelingen, ook niet naar zijn heerschappij, waarmede hij heerste; want zijn rijk zal uitgerukt worden, en dat voor anderen dan deze.
-
5
|Daniel 11:5|
En de koning van het Zuiden, die een van zijn vorsten is, zal sterk worden; doch een ander zal sterker worden dan hij, en hij zal heersen; zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn.
-
6
|Daniel 11:6|
Op het einde nu van sommige jaren, zullen zij zich met elkander bevrienden, en de dochter des konings van het Zuiden zal komen tot den koning van het Noorden, om billijke voorwaarden te maken; doch zij zal de macht des arms niet behouden, daarom zal hij, noch zijn arm, niet bestaan; maar zij zal overgegeven worden, en die haar gebracht hebben, en die haar gegenereerd heeft, en die haar gesterkt heeft in die tijden.
-
7
|Daniel 11:7|
Doch uit de spruit van haar wortelen zal er een opstaan in zijn staat, die zal met heirkracht komen, en hij zal komen tegen die sterke plaatsen des konings van het Noorden, en hij zal tegen dezelve doen, en hij zal ze bemachtigen.
-
8
|Daniel 11:8|
Ook zal hij hun goden, met hun vorsten, met hun gewenste vaten van zilver en goud, in de gevangenis naar Egypte brengen; en hij zal enige jaren staande blijven boven den koning van het Noorden.
-
9
|Daniel 11:9|
Alzo zal de koning van het Zuiden in het koninkrijk komen, en hij zal wederom in zijn land trekken.
-
10
|Daniel 11:10|
Doch zijn zonen zullen zich in strijd mengen, en zij zullen een menigte van grote heiren verzamelen; en een van hen zal snellijk komen, en als een vloed overstromen en doortrekken; en hij zal wederom komen, en zich in den strijd mengen, tot aan zijn sterke plaats toe.
-
11
|Daniel 11:11|
En de koning van het Zuiden zal verbitterd worden, en hij zal uittrekken, en strijden tegen hem, tegen den koning van het Noorden, die ook een grote menigte oprichten zal, doch die menigte zal in zijn hand gegeven worden.
-
-
Sugestões

Clique para ler 2 João 1-1
20 de Dezembro LAB 720
JOÃO NOS APRESENTA A SALVAÇÃO
1João
Quero destacar alguns versículos de 1João e adicionar-lhes algo mais, sobre a salvação, para ajudar a você, leitor, em seu estudo da Bíblia.
“Se confessarmos os nossos pecados, ele é fiel e justo para perdoar os nossos pecados e nos purificar de toda injustiça (1:9)”. O segundo passo para a salvação é a confissão dos pecados (o primeiro é o arrependimento). Aqui está a descrição teórica de como acontece a salvação anunciada em Efésios 2:8. Mas um relato de como isso acontece na prática pode ser lido em 2Samuel 2:13 e todo o contexto da história do pecado e arrependimento de Davi, em comparação com o Salmo 51. A salvação está ao nosso alcance. Amém!
“Meus filhinhos, escrevo-lhes estas coisas para que vocês não pequem. Se, porém, alguém pecar, temos um intercessor junto ao Pai, Jesus Cristo, o Justo (1João 2:1)”. Para esta palavra “intercessor”, no texto em original grego está a palavra “parakleto”, que quer dizer “ajudador, confortador, consolador, conselheiro, intercessor, mediador ou advogado”. No Novo Testamento, os únicos parakletos são o Espírito Santo, prometido em João 14:16, e Cristo (aqui em João 2:1), junto ao Pai. A igualdade dos dois é atestada pela expressão “allos parakletos” de João 14:16, que quer dizer “um outro igual”. Nesta simples comparação destas duas passagens, vemos toda a Trindade empenhada em salvar-nos. Amém!
“Aquele que diz: ‘Eu o conheço’, mas não obedece aos seus mandamentos, é mentiroso, e a verdade não está nele. Mas, se alguém obedece à sua palavra, nele verdadeiramente o amor a Deus está aperfeiçoado. Desta forma sabemos que estamos nele: aquele que afirma que permanece nele, deve andar como ele andou (1João 2:1)”. A santificação traz como fruto natural a guarda dos mandamentos, num ato de relacionamento (João 14:15). A salvação depende da nossa entrega. Amém!
“Mas quem odeia seu irmão está nas trevas e anda nas trevas; não sabe para onde vai, porque as trevas o cegaram 1João 2:11)”. Uma vez salvo, não está para sempre salvo. Note que, para João chamar alguém de “filho”, é porque tratava-se de alguém que já era salvo (compare com 2:12; 3:10; 1Coríntios 10:11-12; Hebreus 3:13-14 e 10:26-27). Precisamos que Deus nos mantenha, para sempre, salvos. Amém!
“Sabemos também que o Filho de Deus veio e nos deu entendimento, para que conheçamos aquele que é o Verdadeiro. E nós estamos naquele que é o Verdadeiro, em seu Filho Jesus Cristo. Este é o verdadeiro Deus e a vida eterna (1João 5:20)”. É possível conhecer a Deus através da pessoa de Jesus. Ele é a revelação da divindade. A fonte da nossa salvação. Conhecendo-O, somos salvos. Amém!
Valdeci Júnior
Fátima Silva