-
-
Dutch Staten Vertaling
-
-
21
|Neemias 9:21|
Alzo hebt Gij hen veertig jaren onderhouden in de woestijn; zij hebben geen gebrek gehad; hun klederen zijn niet veroud, en hun voeten niet gezwollen.
-
22
|Neemias 9:22|
Voorts hebt Gij hun koninkrijken en volken gegeven, en hebt hen verdeeld in hoeken. Alzo hebben zij erfelijk bezeten het land van Sihon, te weten, het land des konings van Hesbon, en het land van Og, koning van Basan.
-
23
|Neemias 9:23|
Gij hebt ook hun kinderen vermenigvuldigd, als de sterren des hemels; en Gij hebt hen gebracht in het land, waarvan Gij tot hun vaderen hadt gezegd, dat zij zouden ingaan om het erfelijk te bezitten.
-
24
|Neemias 9:24|
Alzo zijn de kinderen daarin gekomen, en hebben dat land erfelijk ingenomen; en Gij hebt de inwoners des lands, de Kanaanieten, voor hun aangezicht ten ondergebracht, en hebt hen in hun hand gegeven, mitsgaders hun koningen en de volken des lands, om daarmede te doen naar hun welgevallen.
-
25
|Neemias 9:25|
En zij hebben vaste steden en een vet land ingenomen, en erfelijk bezeten, huizen, vol van alle goed, uitgehouwen bornputten, wijngaarden, olijfgaarden en bomen van spijze, in menigte; en zij hebben gegeten, en zijn zat en vet geworden, en hebben in wellust geleefd, door Uw grote goedigheid.
-
26
|Neemias 9:26|
Maar zij zijn wederspannig geworden, en hebben tegen U gerebelleerd, en Uw wet achter hun rug geworpen, en Uw profeten gedood die tegen hen betuigden, om hen te doen wederkeren tot U; alzo hebben zij grote lasteren gedaan.
-
27
|Neemias 9:27|
Daarom hebt Gij hen gegeven in de hand hunner benauwers, die hen benauwd hebben; maar als zij in den tijd hunner benauwdheid tot U riepen, hebt Gij van den hemel gehoord, en hun naar Uw grote barmhartigheden verlossers gegeven, die hen uit de hand hunner benauwers verlosten.
-
28
|Neemias 9:28|
Maar als zij rust hadden, keerden zij weder om kwaad te doen voor Uw aangezicht; zo verliet Gij hen in de hand hunner vijanden, dat zij over hen heersten; als zij zich dan bekeerden, en U aanriepen, zo hebt Gij hen van den hemel gehoord, en hebt hen naar Uw barmhartigheden tot vele tijden uitgerukt.
-
29
|Neemias 9:29|
En Gij hebt tegen hen betuigd, om hen te doen wederkeren tot Uw wet; maar zij hebben trotselijk gehandeld, en niet gehoord naar Uw geboden, en tegen Uw rechten, tegen dezelve hebben zij gezondigd, door dewelke een mens, die ze doet, leven zal; en zij hebben hun schouder teruggetogen, en hun nek verhard, en niet gehoord.
-
30
|Neemias 9:30|
Doch Gij vertoogt het vele jaren over hen, en betuigdet tegen hen door Uw Geest, door den dient Uwer profeten, maar zij neigden het oor niet; daarom hebt Gij hen gegeven in de hand van de volken der landen.
-
-
Sugestões
Clique para ler Ezequiel 33-35
07 de setembro LAB 616
O SEU PASTOR PESSOAL
Ezequiel 33-35
Recebi uma mensagem, de um leitor, com um pedido: “Gostaria de ter uma explicação sobre Ezequiel 34”. E creio que não somente ele, mas também cada um de nós, merece entender mais este capítulo da Bíblia. Inclusive você. Portanto, além de ler Ezequiel 33-35, medite aqui um pouco mais sobre a mensagem do capítulo 34.
Nessa mensagem profética, Ezequiel condena os líderes espirituais do povo que, em vez de apascentar o rebanho, cuidavam apenas de si mesmos: “Vestem-se de lã e abatem os melhores animais, mas não tomam conta do rebanho”. Estavam dominando o rebanho de forma cruel, em proveito próprio, em vez de trabalhar pro bem do rebanho.
Essa mensagem tem dupla ênfase. Em primeiro lugar, Deus diz: “Estou contra os pastores e os considerarei responsáveis pelo meu rebanho. Eu lhes tirarei a função de apascentá-lo para que os pastores não mais se alimentem a si mesmos (verso 10)”. Os pastores predadores serão removidos, e as ovelhas, salvas de seu pastoreio.
Depois o Senhor promete: “Eu mesmo buscarei as minhas ovelhas e delas cuidarei (verso 11)”. Esse compromisso pessoal será cumprido por Jesus, que referiu-se a si mesmo como o bom Pastor, em João 10, utilizando palavras que refletem as idéias principais de Ezequiel:
Eu mesmo tomarei conta das minhas ovelhas e as farei deitar-se e repousar. Palavra do Soberano, o Senhor. Procurarei as perdidas e trarei de volta as desviadas. Enfaixarei a que estiver ferida e fortalecerei a fraca, mas a rebelde e forte eu destruirei. Apascentarei o rebanho com justiça (versos 15 e 16).
Associada à vinda do Senhor para pastorear seu povo, está a promessa de levá-lo de volta à sua terra! O Pastor trará seu rebanho de volta das nações. Ele mesmo diz: “Eu as farei sair das outras nações e as reunirei, trazendo-as dos outros povos para a sua própria terra. E as apascentarei nos montes de Israel, nos vales e em todos os povoados do país (verso 13). Ali a “nação de Israel”, que “são o meu povo”, será abençoada para sempre (verso 30).
A experiência de ser pastor não é nada fácil. É o desgastar de uma vida vivida em naipe especial. Neste estilo, existem alegrias, mas também grandes pesos e responsabilidades. E pelo fato de que o pastor é também um humano, ele também sofre frustrações.
E é por isso que todos nós, seguidores ou líderes religiosos, somos dependentes exclusivos daquele é “o” pastor. Jesus é o bom pastor. Somente ele pode terminar a tarefa de ajudar-nos a nos encontrarmos. Ele quer ser o seu pastor pessoal. Entregue sua vida a Ele. E seja feliz.
Valdeci Júnior
Fátima Silva